Duitslandweb.nl
Genootschap maakte zich sterk voor Duitse cultuur
10 maart 2020 – Auteurs: Renske de Vries, Ward Bruning
Al ruim 60 jaar organiseert het Genootschap Nederland-Duitsland (GNLD) bijeenkomsten met Duitse schrijvers, politici, kunstenaars en wetenschappers voor een Nederlands publiek. In de beginjaren was dat niet makkelijk. Vlak na de Tweede Wereldoorlog lagen de betrekkingen tussen beide landen nog zeer gevoelig. Ward Bruning en Renske de Vries, studenten van de master Duitslandstudies aan de UvA, kregen als eerste inzage in het GNLD-archief en stuitten op enkele netelige kwesties.
Toen Herman Meyer in 1953 het Genootschap Nederland-Duitsland oprichtte, wilde hij daarmee voor een hernieuwde culturele uitwisseling tussen beide landen zorgen. Zijn streven is gelukt, kun je na ruim 60 jaar concluderen. Dankzij het GNLD kwamen vooraanstaande politici als Joachim Gauck en Gerhart Baum, beroemde schrijvers als Martin Walser en Herta Müller en bijvoorbeeld een cabaretier als Hape Kerkeling naar Nederland. En enkele maanden geleden maakte de Oost-Duitse journaliste en schrijfster Sabine Rennefanz tijdens debatten in Amsterdam en Den Haag indruk met haar visie op de integratie tussen Oost- en West-Duitsland.
In de beginjaren richtte het Genootschap zich op onderwerpen als Der Blaue Reiter – een kunstenaarsgroep in Duitsland in het begin van de 20e eeuw – en het romantisch verlangen in de liederen van Schubert. Zo kort na de oorlog gingen de lezingen voornamelijk over Duitse dichters en denkers, of over Europese samenwerking en wereldvrede. Tijdens de allereerste bijeenkomst sprak de Duitse filoloog Bruno Snell bijvoorbeeld over ‘Die Grundlage des europäischen Denkens’.
Er was het bestuur in de beginjaren veel aan gelegen dat er geen mensen met een NSB-verleden bij het GNLD betrokken raakten
Het Genootschap was er in de eerste jaren op beducht dat zijn intenties niet verkeerd werden begrepen, blijkt uit zijn notulen. Er was het bestuur veel aan gelegen dat er geen mensen met een NSB-verleden bij het GNLD betrokken raakten. Een belangrijke kwestie tijdens de eerste bestuursvergaderingen was hoe dit te voorkomen. Er waren flink wat donateurs nodig om de evenementen te financieren – het GNLD is een stichting en heeft daarom geen leden. In 1956 besloot het bestuur een briefje bij het aanmeldingsformulier te voegen, waarop begunstigers moesten verklaren tijdens de oorlog niet “onvaderlands” te hebben gehandeld. Ook zond het bestuur ieder jaar een kopie van het begunstigersbestand rond, zodat de bestuursleden mogelijk ‘foute’ donateurs konden aanwijzen.
Culturele nasleep Tweede Wereldoorlog
Ondanks alle voorzichtigheid ontstond in 1965 toch een klein schandaal. In dat jaar werd Horst Steinmetz onder auspiciën van het Genootschap tot gasthoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam benoemd. Als reactie op zijn benoeming meldde een bestuurslid van het GNLD echter dat de in 1934 geboren Steinmetz aanhanger was van germanist Adolf Beck, “een der meest fanatieke nazi’s”. Uit frustratie over de benoeming zegde hij in een brief aan het Genootschap niet alleen zijn bestuursverantwoordelijkheden, maar ook zijn lidmaatschap per direct op.
De uitbarsting had geen invloed op Steinmetz’ benoeming. Hij is verder nooit in opspraak geraakt en bleef verbonden aan de UvA tot hij in 1970 hoogleraar werd in Leiden. De reactie van het bestuurslid is tekenend voor de achterdocht die in 1965 nog steeds tegenover Duitsers bestond.
De culturele nasleep van de Tweede Wereldoorlog zie je ook terug in artikelen over het GNLD in lokale kranten. Zo trad in 1954 de Oostenrijkse actrice Sybille Binder op uitnodiging van het Genootschap in Nederland op. Het Haagsch Dagblad en het Parool schreven: “Van Sybille Binder is bekend dat zij haar leven lang even hartstochtelijk ‘ja’ zei tegen het toneel als later ‘neen’ tegen het Nazidom.”
De kranten benadrukten ook dat Binder zich bewust was van het leed dat Nederland was aangedaan. Ze hoopte op een vriendelijke ontvangst, liet ze weten, “want dat die Duitse jongens hier het Horst-Wessellied gezongen hebben zal helaas wel erg veel kwaad bloed gezet hebben”. Opmerkelijk is dat ze zich lijkt te excuseren voor dat leed, terwijl ze zelf joods was en in de jaren dertig naar Engeland was gevlucht. In de Nederlandse kranten lag de nadruk op haar begrip voor een mogelijk anti-Duits sentiment. Het laat zien hoe voorzichtig de Duitse cultuur in Nederland destijds werd geherintroduceerd.
‘Weinig lezingen maar op hoog peil’
Het Genootschap oogstte vanaf de oprichting succes. De bijeenkomsten waren inhoudelijk interessant en de kranten schreven er lovend over. Het bestuur had haar motto van ‘weinig lezingen maar op hoog peil’ kunnen verwezenlijken. Maar dertien jaar na de oprichting begon het succes te stagneren en daalden de begunstigersaantallen: van 1053 donateurs in september 1965 naar 386 in 1977. Sommige bijeenkomsten werden zelfs ter plekke afgeblazen omdat er te weinig publiek in de zaal zat.
Het publiek vroeg om toegankelijkere avonden, met bijvoorbeeld filmvertoningen of toneel en cabaret
Een belangrijke oorzaak voor de geringere populariteit van het GNLD was de komst van het Goethe-Institut, de Duitse culturele instelling die in 1968 een vestiging in Amsterdam opende. Beide instellingen organiseerden culturele bijeenkomsten in de grote steden en zaten daarmee in elkaars vaarwater. Ook leken de thema’s van de GNLD-bijeenkomsten niet meer aan te sluiten op de behoeftes van het publiek. Uit een enquête die het bestuur onder de begunstigers rondstuurde, bleek dat zij de academische en germanistische onderwerpen vaak te vakinhoudelijk vonden. Het publiek vroeg om toegankelijkere avonden, met bijvoorbeeld filmvertoningen of toneel en cabaret.
De kwestie leidde begin jaren zeventig in het bestuur tot existentiële vragen. Zijn twee instellingen die Duitse cultuur in Nederland aanbieden te veel? Is het Genootschap irrelevant geworden? Sommige bestuursleden pleitten voor verandering. Ze wilden meer publiek trekken door het organiseren van “maatschappijwetenschappelijke” bijeenkomsten. De beroepsgermanisten in het bestuur gaven tegengas: het Genootschap moest haar culturele oorsprong niet verloochenen.
‘Anti-Duitse opmerkingen’
Tekenend voor de tweestrijd in het bestuur is een discussie tijdens een vergadering in 1970. De Duitse ambassadeur Hans Arnold had aangeboden een lezing te geven met de titel ‘De rol van Duitsland in de Europese politiek en in de Oost-West betrekkingen’. In de notulen van de bestuursvergadering komen de verschillende sentimenten over de richting van het Genootschap naar voren. Zo meende een bestuurslid dat sceptisch tegenover Arnolds aanbod stond, “dat het onze bedoeling toch altijd is geweest de politiek buiten de deur te houden”. Ze vond hierin bijval van een ander: “men kan verwachten dat er anti-Duitse, anti-Nato opmerkingen zullen worden gemaakt”.
‘Het onze bedoeling toch altijd geweest de politiek buiten de deur te houden’
Ondanks de weerstand nam het Genootschap het aanbod van Arnold toch aan. Als er controverses van kwamen, zouden die rond de ambassadeur ontstaan, was het argument van andere bestuursleden. Het Genootschap zou buiten schot blijven. De lezing had echter wel de potentie om een groot publiek op de been brengen, vonden ze. Het GNLD moest deze buitenkans daarom niet laten schieten.
De lezing van Arnold werd inderdaad goed bezocht en zorgde na afloop voor discussie. De ambassadeur ging goed in op de kritiek en het Genootschap ontving positieve reacties. Vanaf toen richtte het bestuur zich meer op maatschappelijke thema’s. Vice-voorzitter Jan Aler verwoordde dit in 1980 als volgt: “De germanistische inbreng blijft natuurlijk onmisbaar, maar ruime opening naar maatschappijwetenschappelijke perspectieven werd steeds duidelijker wenselijk geacht en is gaandeweg urgent geworden.”
In de jaren zeventig begon het Genootschap een nauwe samenwerking met het Goethe-Institut en de Duitse Ambassade. In de jaren tachtig en negentig volgden ook andere instituten, waaronder debatcentrum De Balie in Amsterdam, Instituut Clingendael voor internationale betrekkingen in Den Haag en het Duitsland Instituut bij de Universiteit van Amsterdam. Op deze manier konden de verschillende organisaties rekenen op elkaars steun en stegen de bezoekersaantallen. Zestig jaar na haar oprichting bevordert het GNLD nog steeds “de culturele betrekkingen tussen Nederland en Duitsland in de ruimste zin des woords” en is het een vaste schakel in het Nederlands-Duitse cultuurnetwerk geworden.
© Duitslandweb/ DIA